De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Wet werk en zekerheid (Wwz) laten evalueren. Deze wet is vanaf 2015 gefaseerd in werking getreden. De uitkomsten van dat onderzoek heeft hij naar de Tweede Kamer gestuurd. Het onderzoek is opgesplitst in de deelgebieden flexibele arbeid, ontslag en werkloosheid. De conclusie van het onderzoek is dat veel van de beoogde doelen zijn gehaald, zij het soms in beperkte mate. De Wwz heeft gezorgd voor meer baan-, werk- en inkomenszekerheid voor flexibele werknemers. Daardoor is het verschil tussen vaste en flexibele werknemers kleiner geworden. Ook heeft de wet de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van werknemers en werkgevers bevorderd. Het ontslagstelsel is niet sneller of goedkoper geworden. De grotere doorstroom van tijdelijke naar vaste contracten is niet het gevolg van de hervorming van het ontslagrecht maar van de verkorting van de ketenbepaling van drie naar twee jaar en aan de gunstige economische omstandigheden sinds de inwerkingtreding van de Wwz. De WW-maatregelen hebben nauwelijks gezorgd voor activering van werklozen, ondanks een gedeeltelijke verlaging van de inkomenszekerheid. De inkomstenverrekening in de WW heeft niet geleid tot een grotere uitstroom uit de WW.

Toch kunnen volgens de onderzoekers de meeste maatregelen van de Wwz als doelmatig worden beschouwd omdat de doelstellingen tegen beperkte kosten zijn bereikt. Dat geldt niet voor de WW-maatregelen.

Overigens is op 1 januari 2020 de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) in werking getreden. Deze wet heeft verschillende regels in het arbeidsrecht weer gewijzigd.