Onvoldoende re-integratie-inspanningen

Categorie: Arbeidsrecht

Datum: 21 december 2023

De werkgever is verplicht het loon van een arbeidsongeschikte werknemer door te betalen. Deze verplichting duurt maximaal 104 weken. Tijdens de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is de werkgever verplicht zich in te spannen om de werknemer weer aan het werk te krijgen. Dat kan in de eigen functie, maar ook in een andere functie. Mocht het niet mogelijk zijn om de werknemer te re-integreren in de onderneming van de werkgever, dan moet worden getracht de werknemer elders terug te laten keren in het werk. Is de werknemer naar verwachting na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt, dan volgt een aanvraag voor een WIA-uitkering. Bij de behandeling van deze aanvraag beoordeelt het UWV of de werkgever en de werknemer voldoende re-integratie-inspanningen hebben verricht. Als dat niet het geval is, verlengt het UWV de periode van verplichte loondoorbetaling met maximaal 52 weken.

Het UWV legde een loonsanctie op aan een werkgever omdat hij geen enkele op re-integratie gerichte activiteit heeft ondernomen. De door de bedrijfsarts geadviseerde medische expertise is te laat uitgevoerd. Er zijn re-integratiekansen gemist doordat de bedrijfsarts de belastbaarheid verkeerd heeft vastgesteld. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het UWV de loonsanctie terecht heeft opgelegd.

In hoger beroep was niet in geschil dat de re-integratie-inspanningen niet tot een bevredigend resultaat hebben geleid. In geschil was of het UWV aannemelijk heeft gemaakt dat zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. De Centrale Raad van Beroep constateerde dat de werkgever in hoger beroep geen andere gronden heeft aangevoerd dan bij de rechtbank. De Centrale Raad van Beroep zag geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.

In een procedure voor de Centrale Raad van Beroep was in geschil of het UWV bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen van een werkgever verplicht is om een verzekeringsarts in te schakelen. Daarnaast was in geschil of, door geen verzekeringsarts in te schakelen, sprake is van een onzorgvuldig voorbereid besluit.

Met de Werkwijzer probeert het UWV aan werkgevers duidelijkheid te bieden over wat van hen bij de re-integratie van een werknemer wordt verwacht. De beoordeling van het re-integratieverslag wordt volgens de Werkwijzer uitgevoerd door een arbeidsdeskundige. Die toetst of de werkgever voldoende re-integratieactiviteiten heeft ondernomen. De verzekeringsarts wordt volgens de Werkwijzer pas ingeschakeld wanneer er medische vragen of onduidelijkheden zijn. Inschakeling van de verzekeringsarts is verplicht als:

  • de bedrijfsarts een medische urenbeperking heeft gesteld;
  • de bedrijfsarts perioden heeft vastgesteld waarin geen of beperkte re-integratiemogelijkheden bestonden; of
  • de bedrijfsarts mogelijk een re-integratiebelemmerend advies aan de werkgever heeft gegeven.

De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat het UWV terecht de verzekeringsarts niet heeft ingeschakeld ondanks een door de bedrijfsarts gestelde medische urenbeperking. Die urenbeperking heeft niet geleid tot medische vragen of onduidelijkheden over de belastbaarheid van de werkneemster. De arbeidsdeskundige is uitgegaan van de door de bedrijfsarts vastgestelde functionele mogelijkheden van de werkneemster, waaronder een urenbeperking van 4 uur per werkdag en 20 uur per week. Daarvan uitgaande heeft de arbeidsdeskundige geconcludeerd dat er door de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. Die conclusie is als zodanig door de werkgever ook niet bestreden.

Werkgevers zijn verplicht om het loon van een arbeidsongeschikte werknemer door te betalen. De loondoorbetalingsverplichting duurt in beginsel maximaal 104 weken. Tijdens de arbeidsongeschiktheid zijn werkgever en werknemer verplicht om te werken aan re-integratie van de werknemer in het arbeidsproces. Wanneer te weinig re-integratieactiviteiten zijn verricht, kan het UWV bij wijze van sanctie de loondoorbetalingsplicht verlengen.

Na afloop van de wachttijd van 104 weken heeft een arbeidsongeschikte werkneemster een WIA-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. De conclusie van de arbeidsdeskundige was dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Op enig moment waren de re-integratieactiviteiten gestaakt, omdat naar de mening van de bedrijfsarts geen resultaat te verwachten was. Dit heeft geleid tot het opleggen van een loonsanctie. Het daartegen ingediende bezwaar is door het UWV afgewezen.

Na het opleggen van de loonsanctie heeft de werkgever de re-integratie van de werkneemster in het tweede spoor voortgezet. Het verzoek om bekorting van de loonsanctie is afgewezen. Aan de werkneemster is na afloop van de loonsanctie een WIA-uitkering toegekend.

De rechtbank heeft het beroep van de werkgever tegen de uitspraak op bezwaar afgewezen. De rechtbank zag geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV. De verzekeringsartsen van het UWV hebben in hun medische rapporten gemotiveerd toegelicht dat er mogelijkheden waren om de re-integratie voort te zetten, ook al constateerden zij dat het voorstelbaar is dat de werkneemster vanwege de aard van haar gezondheidsklachten moeilijk re-integreerbaar zou zijn. De door de werkgever ingeschakelde bedrijfsarts zag geen mogelijkheden voor re-integratie, maar onderbouwde dat oordeel volgens de rechtbank niet met medische gegevens. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het voor rekening en risico van de werkgever komt als het advies van de bedrijfsarts later onjuist blijkt.

Belangrijk is de opmerking van de rechtbank dat de verplichting van een werkgever om een werknemer te laten re-integreren een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting is. Dat betekent dat een positief resultaat niet op voorhand hoeft vast te staan, maar ook dat het mogelijk niet halen van een positief resultaat geen reden is om af te zien van verdere re-integratiepogingen.